Header image  
Collection of clinical information  
line decor
  Bookmark and Share   Change to English  
line decor
 
 
 
 

 
 
VOORWAARDEN VOOR RAPPORTAGE

Om de materia medica en het repertorium meer betrouwbaar te maken, moet er heel nauwgezet omgegaan worden met de informatie die we verkrijgen uit casussen. Daarom hebben we een aantal voorwaarden gesteld waaraan ingeleverde casussen moeten voldoen. Ondanks het feit dat dit soort voorwaarden misschien een drempel vormen voor sommigen die graag willen participeren in dit project, zijn ze ook een manier om de homeopaat bewust te maken van de verantwoordelijkheid die gepaard gaat met het rapporteren van casussen. Het laat geen twijfel dat de homeopathie deze informatie nodig heeft om zich verder te kunnen ontwikkelen, maar het is ook waar dat het zich alleen op de juiste manier kan ontwikkelen als de verstrekte informatie absoluut betrouwbaar is.

Voorwaarden
  1. Elke casus moet op zijn minst voorzien zijn van geslacht en leeftijd van de patiënt. Aanvullende informatie over het uiterlijk en de constitutie van de patiënt is welkom. Elk consult moet voorzien zijn van de datum.
  2. Er mag slechts 1 middel tegelijk gebruikt zijn in de casus, anders is het onmogelijk om uit te maken wat welk middel gedaan heeft.
  3. Het moet uitgesloten zijn dat de veranderingen in de casus door andere invloeden zijn dan het gegeven homeopathisch middel, bv. dieetwijzigingen, psychotherapie, gebeurtenissen in het leven van de patiënt, enzovoort.
  4. De casus moet gepresenteerd worden met de totaliteit van de symptomen (locale en algemene symptomen) zoals gebruikelijk in klassieke homeopathie.
  5. Nieuwe symptomen worden aangegeven met de letter [N]. Dit zijn symptomen die niet aanwezig waren bij het eerste consult. Als het nieuwe symptoom bij het genomen middel hoort dan gebruiken we de code [NS]. Als het nieuwe symptoom bekend is bij de patiënt maar niet bij het eerste consult aanwezig was dan gebruiken we de code [NP].
  6. Symptomen die niet beïnvloed zijn door het gegeven middel maar die wel deel kunnen uitmaken van de symptomatologie ervan, zoals bijvoorbeeld een slaaphouding, krijgen de code [X]. Ze worden bewaard tot ze door andere casussen bevestigd zijn. Het aantal observaties mag maximaal 20% zijn van het aantal veranderde (genezen) symptomen om te voorkomen dat er veel observaties zijn maar weinig effecten van het middel.
  7. Acute ziekten: de reactie op het gegeven middel moet in die zin snel zijn dat het verloop en herstel van de ziekte sneller is dan normaal en er een duidelijke, prompte verbetering is, zoals we die kunnen verwachten bij de behandeling van dit soort ziektes.
  8. Chronische ziekten: omdat deze ziekten niet vanzelf herstellen, moet er een andere graadmeter gebruikt worden. Om de duidelijkheid van de werking van een middel te bevorderen, vragen we cases met een follow-up van minimaal 2 tot 3 jaar. (Cases waarvan alleen een kortere follow-up beschikbaar is, worden bewaard tot ze aangevuld zijn met meer gegevens of bevestigd door andere casussen.) speciale aandacht moet besteed worden aan reacties die op een vitaliteitverhoging wijzen zoals de zogenoemde 'wetten van genezing' en een verandering in de vatbaarheid voor acute ziektes. Een casus wordt belangrijker naarmate deze elementen voorkomen.
  9. Het meest eenvoudig te beoordelen zijn die cases die slechts 1 middel nodig hadden en die waarbij de patiënt steeds dezelfde stabiele reactie op het middel laat zien.
  10. Als er meerdere middelen nodig zijn om een casus te behandelen, dan moet van ieder middel duidelijk zijn wat het specifiek gedaan heeft. Bijvoorbeeld klachten die terugkomen en later weer op een ander middel reageren zijn niet betrouwbaar.
  11. Wel bruikbaar zijn die symptomen die verdwijnen onder een middel, ook al is er geen verbetering in de totaliteit van de patiënt. Gedeeltelijk passende middelen kunnen symptomen veranderen zonder genezend te zijn, maar deze informatie kan toch bruikbaar zijn voor de kennis van het werkingsgebied van het middel.
  12. Symptomen die niet gerelateerd zijn aan de hoofdklacht of pathologie, maar die wel veranderen tijdens het gebruik van het middel. Hieronder verstaan we bijvoorbeeld de generaliteiten van een casus. Verandering in dit gebied kan belangrijk zijn voor de verbreding van de kennis van de symptomatologie van een middel. Bij deze informatie moeten we wel heel voorzichtig te werk gaan, omdat het vaak nog moeilijker aan te tonen is of de verandering wel of niet komt door de werking van een middel. Maar wederom, hoe meer cases we hebben des te beter kunnen we dit soort fenomenen verifiëren. Zoals eerder vermeld worden deze symptomen aangegeven met een [X].
  13. Provings: Als een symptoom optreedt dat al bekend is via de geneesmiddeltest van het middel, dan kan dat gebruikt worden als bevestiging ervan, ook al krijgt de patiënt geen verbetering van dat middel na inname.
  14. Auteurs referenties: elk homeopaat krijgt een eigen auteur referentie en elke casus een nummer, zodat het altijd mogelijk is na te gaan van welke bron een symptoom kwam.
  15. Document specificaties: De casuïstiek moet in plain text formaat ingeleverd worden (onder andere om problemen met openen van bestanden te voorkomen). Zie svp de voorbeeld casus voor de wijze waarop de informatie geordend moet worden. Indien u de casus al in MS Word format kunt u het eenvoudig opslaan als plain text formaat. Een voorbeeld txt bestand met algemene richtlijnen is beschikbaar om te downloaden. Het email adres waarnaar u de casus kunt sturen vindt u op de contact pagina.
Samenvatting van de gebruikte afkortingen:
  • [0] = Symptoom zonder intensiteit. Kan gebruikt worden aan het einde van de behandeling om te benadrukken dat een symptoom is genezen. Het is niet gebruikelijk om [0] te gebruiken in de eerste anamnese.
  • [1] = Laagste intensiteit van een symptoom.
  • [2] = Middelste intensiteit van een symptoom.
  • [3] = Hoogste intensiteit van een symptoom.
  • [X] = Een symptoom dat niet veranderde tijdens de behandeling maar dat belangrijk kan zijn als symptoom van het middel.
  • [N] = Nieuw symptoom ten opzichte van het eerste consult dat ontstond nadat een middel ingenomen werd.
  • [NS] = Nieuw symptoom ten opzichte van het eerste consult, dat behoort tot het geneesmiddelbeeld, dat ontstond nadat het middel ingenomen was.
  • [NP] = Een symptoom dat bekend is bij de patiënt (maar niet aanwezig tijdens het eerste consult) dat ontstond na inname van een middel.
  • [NSR] = Nieuwe rubriek in het repertorium.
  • [NE] = Nieuwe toevoeging van een middel aan een bestaande rubriek in het repertorium.

Het lijkt misschien een hoop werk om casussen op deze manier in te leveren. Bedenk echter dat het er in de eerste plaats om gaat betrouwbaar materiaal aan te leveren door simpelweg een casus met het verkregen resultaat in te sturen. Hoe meer u daarbij onze aanwijzingen kunt volgen des te makkelijker is het voor ons om de gegevens te verwerken.

Wij hopen van harte dat een grote groep homeopaten casuïstiek gaat rapporteren en zich wil inzetten voor de ontwikkeling van de homeopathie. Het is onze bedoeling de gegevens die uit dit onderzoek voortkomen te publiceren zodat het ten goede komt van de hele beroepsgroep. De snelheid waarmee dit kan gebeuren is volledig afhankelijk van de hoeveelheid ingebrachte informatie. Als u wilt deelnemen aan dit project of er meer informatie over wilt, neem dan gerust contact met ons op.

Bij alle informatie die wij ontvangen wordt de privacy van de patiënt strikt beschermd.

Copyright © 2008 - Archive for Homeopathy